Afzonderlijke aanslag bij ontoereikende bedrijfsleiderbezoldiging

U weet inmiddels dat er een verlaging is in de tarieven van de vennootschapsbelasting. Hiertegenover staan er enkele maatregelen om de impact van deze tariefverlaging in te perken. Vanaf aanslagjaar 2019 (boekjaar die aanvangt vanaf 01/01/2018) is er een nieuwe afzonderlijke aanslag voor vennootschappen die geen of onvoldoende bedrijfsleiderbezoldiging toekennen. Hierover geven we beknopt wat meer uitleg.

Tarieven vennootschapsbelasting:

 Aanslagjaar 2019 (vanaf boekjaar startdatum 01.01.2018)Aanslagjaar 2021 (vanaf boekjaar startdatum 01.01.2020)
Nieuw basistarief29%25%
Nieuw verlaagd tarief voor KMO20%20%
Nieuwe crisisbijdrage2%0%
Exit taks12,5%15%

Afzonderlijke aanslag wanneer er onvoldoende bedrijfsleiderbezoldiging werd uitgekeerd:

Vanaf aanslagjaar 2019 (belastbaar tijdperk beginnend op 1 januari 2018) is een vennootschap een afzonderlijke aanslag verschuldigd indien ze de wettelijke vereiste minimum bezoldiging niet toekennen aan ten minste één van haar bedrijfsleider-natuurlijke personen die het bestuur in de vennootschap waarnemen.

Vroeger bedroeg deze minimum bezoldiging 36.000,00 EUR. Vanaf aanslagjaar 2019 (boekjaar die aanvangt vanaf 01/01/2018) bedraagt die minimum bezoldiging in principe 45.000,00 EUR. Indien deze bezoldiging minder dan 45.000,00 EUR bedraagt dan moet deze bezoldiging minstens gelijk zijn aan het resultaat van het belastbaar tijdperk. Onder het resultaat verstaat De Minister Van Financiën het bedrag waarop de vennootschapsbelasting moet worden berekend na toepassing van de verschillende aftrekposten. De vereiste minimum bezoldiging kan dus berekend worden door dit resultaat voor aftrek van de bedrijfsleiderbezoldiging te delen door twee.

het tarief van de bijzondere aanslag zal 5,1 % bedragen. Vanaf 1 januari 2020 kan dit tarief verhogen naar 10%. Dit zet heel wat kwaad bloed bij ondernemers en hierdoor kan het zijn dat de 10% er toch niet door komt.

Deze aanslag kan in mindering gebracht worden van de belastbare grondslag als aftrekbare beroepskost.

Een belangrijk aspect is dat de afzonderlijke aanslag niet verschuldigd is door KMO’s gedurende de eerste vier belastbare tijdperken vanaf hun oprichting.

Wat als de vennootschap niet bestuurd wordt door bedrijfsleiders-natuurlijke personen?

De bezoldigingsvereiste zal mogelijks enkel gelden voor zover de betrokken vennootschap door bedrijfsleiders-natuurlijke personen wordt bestuurd. Volgens de wettekst in artikel 32 kunnen we dus het volgende afleiden: bij gebrek aan een bedrijfsleider-natuurlijke persoon zou de afzonderlijke aanslag niet verschuldigd zijn.

Er is echter nog veel onduidelijkheid over wanneer de afzonderlijke aanslag nu eigenlijk verschuldigd is of niet. De wettekst is dubbelzinnig en de Memorie van Toelichting gaat ook niet in op deze problematiek.

Wat bij verbonden vennootschappen?

Als ten minste de helft van de bedrijfsleiders-natuurlijke personen dezelfde personen zijn in de betrokken vennootschappen kan voor de toepassing van de afzonderlijke aanslag het totaal van de door deze vennootschappen aan één van diezelfde personen gestorte bezoldigingen gezamenlijk in aanmerking worden genomen.

Het totaal van de minimum bezoldiging wordt in dat geval 75.000,00 EUR i.p.v. 45.000,00 EUR. Bij een lager resultaat moet de bezoldiging minstens gelijk zijn aan het resultaat van het belastbaar tijdperk van de betrokken verbonden vennootschap.

Als er niet voldaan is aan de vereiste minimum bezoldiging dan is de afzonderlijke aanslag verschuldigd door de vennootschap met het hoogste belastbare resultaat.