Wordt voor de CO²-uitstoot van de bedrijfswagen naar WLTP of NEDC 2.0 gekeken?

De fiscale aftrek van uw firmawagen hangt voornamelijk af van de CO²-uitstoot. Hoe hoger de CO², hoe meer uitstoot en dus hoe lager het aftrekpercentage zal zijn. De CO² speelt bovendien een belangrijke rol voor de berekening van het voordeel alle aard op die wagen. Hoe hoger de CO², hoe hoger het voordeel alle aard zal zijn.

Volgens de Europese regelgeving moeten we vanaf 2021 rekening houden met de WLTP-methode om het juiste CO² percentage te weten. Uit de verschillende rapporten is gebleken dat deze waarde al vlug tot 30 gram hoger kan liggen t.o.v. de NEDC waarde.

Uit een bericht van de fiscus is gebleken dat men de NEDC waarde nog mag hanteren om het voordeel alle aard te berekenen alsook om de fiscale aftrek te bepalen. Dit mag wel enkel indien er op het gelijkvormigheidsattest zowel de NEDC als de WLTP waarde vermeldt staat.

Autoconstructeurs moeten tot eind 2020 zeker de NEDC ook nog vermelden. Vanaf 2021 moeten ze de NEDC waarde niet meer vermelden, maar mogen ze nog wel.

Onbelast bijverdienen afgeschaft !

Sinds de invoering in 2018 is het mogelijk om vrij van belastingen een centje bij te verdienen als u bijvoorbeeld verenigingswerk zou doen of af en toe eens uw buurman of buurvrouw zou helpen (occasionele diensten). Inkomsten uit de deeleconomie waren ook mogelijk. U kon tot 6.340 EUR (maximum inkomstenjaar 2020) bijverdienen.

Vanaf 1 januari 2021 is dit niet meer mogelijk. Het Grondwettelijk Hof heeft uitgesproken dat dit in strijd is met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.

Het is dus een uitdovende scenario, waardoor het vooralsnog mogelijk blijft om onbelast bij te klussen, maar weliswaar uiterlijk tot en met 31 december 2020.

Wanneer wordt je nu juist belast als je privé een meerwaarde realiseert?

Als je een goed verkoopt die tot uw privévermogen behoort, dan is de winst niet belastbaar als beroepsinkomen, roerend of onroerend inkomen. Die meerwaarde zal hoogstwaarschijnlijk belast worden als divers inkomen. De aandelen van uw vennootschap behoren bijvoorbeeld tot uw privévermogen.

Aangezien meerwaarden op privévermogensbestanddelen in principe geen beroepsinkomsten zijn zal u hier geen sociale bijdragen op verschuldigd zijn.

Welke goederen worden nu belast? 

Er zijn verschillen betreffende de voorwaarden van belastbaarheid van de meerwaarde naargelang het soort goed. Deze verschillen zetten wij hieronder kort even op een rijtje:

  • Andere roerende goederen

Dit zijn goederen zoals obligaties, antiek- en kunst, oldtimers, postzegels, juwelen.. Deze zijn belastbaar als ze niet het resultaat zijn van normale verrichtingen van beheer van een privévermogen (art. 90, lid 1° WIB 92). Enkel het abnormale gedeelte van de meerwaarde is belastbaar. Het brutobedrag mag u ook nog verminderen met de kosten die u gemaakt heeft om de meerwaarde te realiseren.

  • Onroerende goederen

Ook hier zijn ‘abnormale’ meerwaarde belastbaar. Als een onroerend goed snel verkocht werd zijn deze ook belastbaar als divers inkomen. Deze snelle meerwaarden zijn meerwaarden die binnen de acht jaar verwezenlijkt worden voor grond en binnen de 5 jaar voor gebouwen.

Let wel op dat de winst op de verkoop van de woning vrijgesteld is!

Als de onroerende goederen belastbaar zijn wat wordt er dan precies belast?

Voor de snelle meerwaarden geldt er een specifieke berekeningswijze die wettelijk is vastgelegd. Er kan onder andere met een forfaitair percentage gewerkt worden die aan de aankoopprijs toegevoegd mag worden waardoor er vaak geen of maar een kleine meerwaarde belastbaar is. Deze snelle meerwaarden op gebouwen worden belast tegen 16,5%. Snelle meerwaarden op grond worden belast tegen 33% wanneer ze binnen de vijf jaar na aankoop worden gerealiseerd. Indien de verkoop van de gronden tussen de vijf en de acht jaar na aankoop worden gerealiseerd bedraagt het percentage 16,5%

De abnormale meerwaarden op onroerende goederen worden zoals de abnormale meerwaarden op aandelen en andere roerende goederen belast tegen 33%.

  • Aandelen

De aandelen die u overdraagt van uw eigen vennootschap aan overnemers die niet met u verbonden zijn blijven voorlopig nog buiten schot.  Als u die aandelen daarentegen verkoopt of inbrengt in een andere eigen vennootschap zoals bijvoorbeeld een holding dan wordt dit aanzien als een ‘abnormale’ verrichting.

Als een particulier of zijn familie aandelen bezit die meer dan 25% vertegenwoordigen van het kapitaal dan is die meerwaarde belastbaar indien de koper een rechtspersoon is die buiten de Europese Economische Ruimte (EER) gevestigd is. De meerwaarde is dan onderworpen aan de zogenaamde ‘meerwaardetaxatie voor de verkoop van een aanmerkelijk belang’. Het tarief zal dan 16,5% bedragen, te verhogen met de gemeentebelasting.

Meerwaarden op aandelen die u als een belegging aanziet worden geacht te kaderen in het normale beheer van een privévermogen als die verrichtingen niet speculatief zijn en ze door herhaling een winstgevende bezigheid verkrijgen. Er zijn een aantal elementen die op speculatie kunnen wijzen zoals bijvoorbeeld de financiering met geleende kapitalen i.p.v. met eigen middelen of specifieke software die u gebruikt om alles te kunnen ’tracken’.

Als de aandelen belastbaar zijn wat wordt er dan precies belast?

Het verschil tussen de voor de overgedragen aandelen ontvangen prijs en de prijs waartegen ze onder bezwarende titel zijn verkregen.
De minderwaarden op aandelen zijn bovendien niet aftrekbaar. Er kan van de meerwaarde geen andere kosten in mindering gebracht worden.

Houdt u al rekening met een kilometervergoeding?

Sinds 01/07/2018 is de kilometervergoeding terug gewijzigd. Deze kilometervergoeding geldt voor iedereen die met een privéwagen beroepsmatige verplaatsingen doet. Die vergoeding kan dus toegekend worden aan een werknemer, maar evenzeer aan een zaakvoerder/bestuurder die met de privéwagen (al dan niet van de partner) beroepsmatige verplaatsingen verricht.

Van 01/07/2018 tot 30/06/2019 bedraagt die vergoeding 0,3573 EUR per beroepsmatige kilometer. Van 01/07/2017 tot 30/06/2018 was dit nog 0,3460 EUR.

Fiscaal gaat men ervan uit dat 30% van die kilometervergoeding betrekking heeft op de brandstof en 70% op de algemene autokosten.
In een vennootschap zal de brandstof voor 75% aftrekbaar zijn en de algemene autokosten worden aan een bepaald percentage afgetrokken naargelang de CO²-uitstoot.

In een eenmanszaak geldt dezelfde fiscale regeling. Als de wagen echter na 01/01/2018 werd gekocht kan het zijn dat de algemene autokosten (70%) voor meer dan 75% aftrekbaar zijn door de lage CO² uitstoot. De fiscale aftrek kan echter nooit minder zijn dan 75%.

Hoeveel huur kan je vragen aan uw vennootschap?

Als je als zaakvoerder een deel van uw woning beroepsmatig gebruikt dan kan u een huur vragen aan uw vennootschap.

De maximale huur hangt af van de revalorisatiecoëfficiënt. De huur die hoger is dan 5/3 van het zogenaamd gerevaloriseerd kadastraal inkomen zal niet belast worden als een onroerend inkomen, maar fiscaal aanzien worden als een loon. Je kan je best houden aan de grens aangezien de herkwalificatie als loon fiscaal niet interessant is.

Revalorisatiecoëfficiënt in 2018:

Voor inkomstenjaar 2018 bedraagt de coëfficiënt 4,47 (KB 24.06.2018, BS 03.07.2018) en voor 2017 was dit nog 4,39.
U kunt in 2018 dus 7,4502 (4,47 x 5/3) keer het KI van het verhuurde gedeelte als huur vragen vooraleer deze geherkwalificeerd zou worden in loon.

Duidelijkheid over de minimum bezoldiging bedrijfsleider

U weet inmiddels al dat het verlaagd opklimmend tarief in de vennootschapsbelasting voor KMO’s sinds 1 januari 2018 vervangen werd door het tarief van 20% op de eerste schijf van 100.000 EUR belastbaar inkomen.

Er zijn verschillende voorwaarden waaraan de vennootschap moet voldoen om hiervoor in aanmerking te komen. De minimum bezoldiging van 45.000 EUR aan één van de bedrijfsleiders is één van de voorwaarden. Indien er geen bezoldiging van ten minste 45.000 EUR aan één van de bedrijfsleiders wordt toegekend dan zal men de vennootschap sanctioneren met een afzonderlijke aanslag van 5% die weliswaar aftrekbaar is.

Er waren heel wat vragen en onduidelijkheden omtrent de vereiste van de minimum bezoldiging die ondertussen uitgeklaard zijn.

  • Stijging van de afzonderlijke aanslag van 5% naar 10%?

Er was sprake dat de afzonderlijke aanslag (bij het niet nakomen van de minimum bezoldiging) vanaf aanslagjaar 2021 zou stijgen naar 10% i.p.v. 5%.

  • Attractiebeginsel – ook voor onbezoldigde bedrijfsleiders

Indien een bedrijfsleider in dezelfde vennootschap ook als werknemer actief is dan telt dat loon mee bij de berekening van de minimum bezoldigingsvereiste.
Alles wat de bedrijfsleider krijgt wordt door het ‘attractiebeginsel’ geacht te worden een ‘bezoldiging van de bedrijfsleider’ te zijn.

De minister heeft nu bevestigd dat men voor de minimumbezoldigingsvereiste rekening mag houden met het loon die men als werknemer ontvangt van een vennootschap waarin men ook een onbezoldigd mandaat als bedrijfsleider uitoefent.

  • geldt de minimum bezoldiging ook voor vennootschap met rechtspersonen als bedrijfsleider?

De minimum bezoldigingsvereiste geldt ook voor vennootschappen zonder bedrijfsleiders-natuurlijke personen. De vennootschappen enkel rechtspersonen hebben als mandatarissen zullen dus sowieso gesanctioneerd worden met de afzonderlijke aanslag indien het al dan niet een KMO betreft.

KMO’s die enkel rechtspersonen als mandatarissen hebben zullen dus dubbel gesanctioneerd worden. Ze verliezen het verlaagd tarief van 20% en ze krijgen een afzonderlijke aanslag van 5%.

Het kan dus nuttig zijn om te kijken of het opportuun is een natuurlijke persoon te benoemen. De kost hiervan al afgewogen moeten worden tegenover de sociale bijdragen en de personenbelasting verschuldigd door de bedrijfsleider.

Cryptocurrencies belastbaar of niet?

Vanwege de volatiliteit van cryptocurrencies en mede de spectaculaire prijsstijgingen van sommige munten duiken er regelmatig berichten op van mensen die aanzienlijke winsten hebben geboekt. Zal vadertje staat hier nu belastingen op heffen? Het antwoord is niet eenduidig. Er zijn verschillende criteria waar men effectief rekening mee moet houden.

Volgende 2 criteria zijn uiterst belangrijk:

  • Komen de inkomsten voort uit het normale beheer van het privé vermogen;
  • Zijn deze gerealiseerd buiten de beroepsactiviteit.

Als je ja kan antwoorden op bovenstaande criteria dan zouden de winsten volgens de wetgeving in principe belastbaar zijn als divers inkomen (33%).

Wat verstaat men onder het privé vermogen?

Het begrip “beheer van een privévermogen” is als volgt omschreven in het verslag van de commissie voor de Financiën van de Senaat:

“Feitelijk wijkt het beheer van een vermogen af van de uitoefening van een winstgevende betrekking of van een speculatie, zowel door de aard van de goederen, d.w.z. onroerende goederen, waarden in portefeuille, roerende voorwerpen (allemaal goederen die normalerwijze een privé- vermogen uitmaken), als door de aard van de daden die met betrekking tot die goederen verricht worden: daden die een goed huisvader verricht voor het dagelijks beheer, maar tevens met het oog op het winstgevend maken, de tegeldemaking en de wederbelegging van bestanddelen van een vermogen, d.i. van goederen die hij heeft verkregen door erfopvolging, schenking of door eigen sparen, of nog als wederbelegging van vervreemde goederen.”

De handelingen die, inzonderheid gelet op hun herhaling, feitelijk het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid of van een winstgevende bezigheid vormen, kunnen niet als normale handelingen van beheer van een privévermogen worden beschouwd.

Het snel aankopen en verkopen of de zogenaamde daytrading, scalping en dergelijke zouden in principe niet kaderen binnen het normaal beheer van een privévermogen aangezien deze door hun frequentie beroepsmatig worden.

Rulings of voorafgaande beslissingen

In een ruling van 5 december 2017 had een student een speciale toepassing ontwikkeld die de automatische aankoop en verkoop deed van digitale munten. De rulingscommissie besliste dat het inkomen hieruit belastbaar was als divers inkomen en niet als een beroepsinkomen.

In de kranten werd er heel wat gepubliceerd dat de meerwaarde gerealiseerd op bitcoin belastbaar zou zijn als divers inkomen omdat een dergelijke investering altijd speculatief zou zijn.

In bepaalde gevallen lijkt het mij verdedigbaar dat de aankoop kadert in het beheer van een privé vermogen als er destijds werd aangekocht om deze munten te houden voor de lange termijn.

Weg met het hoge voordeel van alle aard bij de woning van de bedrijfsleider!

De forfaitaire waarderingsregels voor kosteloze beschikking over onroerende goederen zijn opgenomen onder artikel 18 KB/WIB 92.

In de huidige wet maakt bovenstaand artikel een onderscheid bij de waardering naargelang de verstrekker van het voordeel een natuurlijke persoon dan wel een rechtspersoon is.

In geval van terbeschikkingstelling door een natuurlijke persoon wordt het voordeel als volgt bepaald:

  • geïndexeerd KI x 100/60

In geval van terbeschikkingstelling door een rechtspersoon gelden volgende berekeningswijzen:

a) Niet geïndexeerd KI ≤ 745 EUR:

  • Geïndexeerd KI x 100/60 x 1,25

b) Niet geïndexeerd KI > 745 EUR:

  • Geïndexeerd KI x 100/60 x 3,80

Het belastbaar voordeel van alle aard wordt hoger gewaardeerd als een rechtspersoon het onroerend goed ter beschikking stelt. In de rechtspraak werd hier veel over geschreven en meermaals geoordeeld dat bovenstaand onderscheid in strijd is met het grondwettelijk gelijkheidsbeginstel.

Minister van Financiën, de heer Johan Van Overtveldt stelt dan ook dat dit verschil niet meer kan gehandhaafd worden. Dit betekent dus dat het voordeel van alle aard bij een terbeschikkingstelling van een woning in alle gevallen alleen maar berekend kan worden op basis van 100/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen.

Voor het inkomstenjaar 2017 kijkt u best nog na of u geen rekening heeft gehouden met de verhoogde factor (1,25 of 3,8). Dit kan u een aanzienlijke belastingbesparing opleveren in de personenbelasting.

Vergoedingen voor reiskosten in een nieuw jasje

Wie als werknemer een dienstreis maakt kan een belastingvrije onkostenvergoeding van 16,73 EUR krijgen. Dat is heel wat minder dan vroeger. Wie moet overnachten bij een dienstreis kan 125,50 EUR per nacht krijgen. Dat ligt dan weer een heel pak hoger dan voorheen.
Dit bedrag werd mits het respecteren van de voorwaarden, ook aanvaard door de fiscus als norm voor de privésector.

Als een werknemer een dienstreis onderneemt en onderweg kosten maakt om te eten en te drinken dan komt de werkgever daarin tussen en blijft die onkostenvergoeding belastingvrij. Deze vergoedingen worden veelal forfaitair bepaald. Dat betekent dat er een vast bedrag uitbetaald mag worden zonder dat er hiervoor een bewijsstuk van die kost moet zijn. De enige vereiste is dat deze forfaitaire vergoeding aan “ernstige normen” moet beantwoorden. Dat wil zeggen dat voor de fiscus deze onkostenvergoeding moet overeenstemmen met wat de overheid aan haar ambtenaren betaalt. Hogere vergoedingen zijn natuurlijk toegelaten, maar dan dient de werkgever het dubbel bewijs te leveren.

Indien de forfaitaire verblijfsvergoedingen hoger zijn dan de maximumbedragen of wanneer de dienstverplaatsingen niet beantwoorden aan de opgelegde minimumduur, zijn het in principe belastbare bezoldigingen.

Aangezien de verblijfsvergoedingen voor ambtenaren ingrijpend hervormd zijn gaat het nieuwe systeem van verblijfsvergoedingen retroactief in vanaf 1 september 2017.

De nieuwe forfaitaire onkostenvergoeding bedraagt dus maximaal 16,73 EUR voor een (binnenlandse) dienstreis die ten minste 6 uur duurt.
In het oude systeem werd er iets mee dan 19 EUR uitbetaald voor een verplaatsing van ten minste 5 uur (als er ’s middags gegeten moest worden).

Regeling tot 31 augustus 2017:

Volgende maximum forfaits zijn van toepassing:

Van meer dan 5 uur tot minder dan 8 uur
Van 8 uur en meer (*)
Logies op kosten van het personeelslid(**)
Kosteloos logies(***)
Geïndexeerd bedrag (vanaf 1.7.2017)
3,98 EUR
19,99 EUR
45,54 EUR
23,97 EUR
(*) Dit maximumbedrag geldt eveneens voor reizen van minstens (ononderbroken) 5 uur over de middag, m.a.w. waarin ook het 13de en het 14de uur van de dag volledig in begrepen zijn.
(**) Vergoeding voor avondmaal, nachtverblijf en ontbijt
(***) Wanneer je logeert bij familie, kennissen, collega’s,… waarvoor geen betaling gevraagd wordt.

In het nieuwe systeem wordt er niet meer gesproken over een vergoeding voor een dienstreis zonder middagmaal. Als een werknemer tijdens zijn dienstreis moet overnachten kan hij nu een hogere vergoeding krijgen. Het nieuwe forfait bedraagt 125,50 EUR en vroeger aanvaardde de fiscus ongeveer rond de 45 EUR.
De dagvergoeding van 16,73 EUR kan hier ook nog bovenop komen.

Opheffing van het bankgeheim?

Het gerecht en de fiscus willen toegang krijgen tot een soort databank die realtime bijhoudt wie welke bankrekeningen heeft in ons land.

 

Er kunnen bankgegevens opgevraagd worden bij een centraal register die de Nationale Bank van België (CAP) bijhoudt, maar de banken dienen maar één keer per jaar alle rekeningnummers en titularissen door te geven. Dit bevat dus te veel beperkingen waardoor er gekeken wordt om een onlineplatform te creëren waar alle bankrekeningen in komen die dan ook realtime geüpdatet worden.

Nadat het bankgeheim op internationaal niveau doorbroken is, moet dit dus ook op nationaal vlak gebeuren. De Belgische overheid wil zelf over informatie kunnen beschikken zonder afhankelijk te moeten zijn van buitenlandse overheden die wel of niet informatie mededelen.

Bankgegevens kunnen dus nog steeds alleen vrijgegeven worden bij een duidelijk vermoeden dat er gefraudeerd is, maar er wordt wel verwacht dat het register met bankrekeningen veel meer zal worden gebruikt in onderzoeken naar financiële criminaliteit. Tot voor kort kon de fiscus enkel toegang krijgen tot dat register, nu is dat ook al de antiwitwascel, het openbaar ministerie, onderzoeksrechters en politiediensten.

Vandaag wordt dit jaarlijks zo’n 15.000 keer geraadpleegd, waar in de toekomst dit wellicht tien keer zoveel zal zijn.