Betaal geen onroerende voorheffing op uw vastgoed

Als je een leegstaande winkel renoveert tot een woning zou het in de toekomst makkelijker moeten zijn om een vrijstelling te verkrijgen van onroerende voorheffing.

De Vlaamse minister van financiën Bart Tommelein (Open VLD) stelt voor om de vrijstelling van de onroerende voorheffing te versoepelen.
Er wordt aan een ontwerp gewerkt waar die vrijstelling ook zou gelden voor appartementen boven winkels, om zo de leegstand in de kernwinkelgebieden aan te pakken.

Aan welke voorwaarden moet je voldoen om van die vrijstelling te genieten? Zijn er gevallen waar u als particuliere eigenaar helemaal geen onroerende voorheffing moet betalen?

  • Het verbouwen van een winkel tot een woning

De reeds bestaande vrijstelling is voor het omvormen van een kleine handelszaak tot een woning. Klein betekent een maximale vloeroppervlakte van 15 are waarvan de helft moet gebruikt worden voor een handelsactiviteit die een inschrijving in het handels- of ambachtsregister vereist. Er is geen kans op vrijstelling als het pand gebruikt wordt voor de uitoefening van een vrij beroep zoals geneesheer, advocaat, accountant of notaris. U moet dus een geldige bouwvergunning kunnen voorleggen voor de werken die uitgevoerd zijn, of een attest van de gemeente kunnen voorleggen waarin staat dat u geen bouwvergunning nodig had om de werken uit te voeren.

  • Het renoveren van een verwaarloosde of onbewoonbare woning

Staat u als eigenaar op de lijst van verwaarloosde, onbewoonbare of ongeschikt verklaarde woningen en renoveert u die woning met een geldige bouwvergunning zodat ze weer bewoonbaar wordt, dan wordt u vijf jaar lang belast op het oude kadastraal inkomen. U betaalt dus nog steeds onroerende voorheffing, maar op een lagere basis. Concreet gaat het over een uitstel van vijf jaar op het nieuwere en hogere kadastraal inkomen.

Panden die enkel op de lijst van leegstand voorkomen vallen erbuiten. U moet dus steeds de vrijstelling aanvragen met een specifiek formulier.

  • Energiezuinige woning

Wie energiezuinig bouwt moet vijf jaar lang geen onroerende voorheffing betalen. Alles hangt dus af van uw E-peil. Het E-peil vastgelegd in het energieprestatiecertificaat. De eisen om de vrijstelling te verkrijgen zijn de laatste jaren enorm verstrengd.

Nieuwbouw:

Een bouwaanvraag vanaf 2016 mag een E-peil van maximaal E-20 hebben om 100 procent vrijstelling te genieten. Een E-peil van E-30 wordt beloond met een vrijstelling van 50 procent op de onroerende voorheffing.

Ingrijpende energetische renovaties:

De ‘ingrijpende energetische renovatie’ is een renovatie waarbij de technische installaties volledig worden vervangen en minstens 75 procent van de bestaande en nieuwe buitenschil worden (na)geïsoleerd.

Voor bouwaanvragen vanaf 1 oktober 2016 krijgt u 50 procent vermindering als het E-peil ten hoogste E-90 bedraagt. Is het E-peil ten hoogste E-60 dan bedraagt de vermindering 100% van de onroerende voorheffing.

  • Lokalen voor jeugdbewegingen

Er is een automatische vrijstelling voor vastgoed die gebruikt wordt door jeugdverenigingen of voor jeugdtoerisme.

Wat met mijn opgebouwde aanvullend pensioen bij een echtscheiding?

De scheiding wordt ingezet en alles wordt netjes verdeeld. Moet uw aanvullend bedrijfspensioen ook in twee worden gesplit?

Het is geen zo een uitzonderlijke situatie meer. Elk jaar scheiden ongeveer 25.000 koppels in België. Zeven op de tien werknemers en ongeveer de helft van de zelfstandigen bouwen een aanvullend bedrijfspensioen op. De wet regelt expliciet dat het wettelijk pensioen een eigen goed is van elke echtgenoot, maar zegt niets over het lot van het aanvullend pensioen. In tussentijd stranden elke dag huwelijken en een wettelijke regeling voor het aanvullend pensioen is niet direct in zicht.

De volgende vragen werden ons al meerdere malen gesteld:

  1. Welke rechten heeft mijn ex-partner op mijn aanvullend pensioen;
  2. Kan ik mijn ex-partner uitsluiten van mijn groepsverzekering?

Heeft mijn ex-partner recht op mijn aanvullend pensioen?

Echtgenoten gehuwd met scheiding van goederen of koppels die feitelijk of wettelijk samenwonen, hoeven hun aanvullend pensioen niet te verdelen.

Bij een huwelijk met gemeenschap van goederen kan je er niet van onderuit. In principe heeft je ex-partner recht op 50 procent van de rechten die via het aanvullend pensioen opgebouwd werden tijdens jullie huwelijk. In geval van scheiding door onderlinge overeenstemming kunnen de ex-partners het eens worden over de verdeling. De rechter beslist indien er niet overeengekomen wordt.

De som van het pensioencontract wordt pas uitgekeerd op het ogenblik van de pensionering. Moet er op het ogenblik van de scheiding dan al een stuk kapitaal afgestaan worden terwijl je zelf nog niets ontvangen hebt? Je merkt dat dit in de meeste gevallen moeilijk zal zijn om dat bedrag exact te gaan berekenen.

In een groepsverzekering, pensioenfonds, vrij aanvullend pensioen of in een individuele pensioentoezegging worden vaak grote sommen aan pensioenkapitaal opgebouwd. U kunt in principe nergens inkijken op welke bedragen u aanspraak maakt. Verzekeraars geven die informatie niet vrij aan de echtgenoten, enkel aan de verzekerden.

Een vaste verdeelsleutel of formule bestaat er niet. Experts zijn het er over eens dat enkel de bijdragen voor het aanvullend bedrijfspensioen tijdens het huwelijk tellen en dat belastingen en andere inhoudingen in rekening moeten worden gebracht.

Gebeurt de scheiding na de uitkering van het pensioenkapitaal, dan maakt het kapitaal een deel uit van wat er te verdelen is en dat maakt het een stuk makkelijker.

Kan ik mijn ex-partner uitsluiten als begunstigde van mijn groepsverzekering?

Het contract spreekt boekdelen. In het ene geval wordt de begunstigde aangeduid met een eerder algemene term zoals echtgeno(o)t(e), partner, kinderen. In dat geval moet er bij scheiding en (eventueel) hertrouwen niets veranderd worden. Anderzijds is de begunstigde bij naam aangeduid, en dan kan/moet bij scheiding de naam van de begunstigde gewoon veranderd worden.

Je controleert bij een verandering van burgerlijke staat dus best of de begunstigde van de groepsverzekering wel degelijk nog de persoon is, die je wenst.

Verzekeringsmaatschappijen hanteren vaak standaardclausules die een reeks van opeenvolgende begunstigden voorzien. Vaak wordt er ook een begunstigde bij gebrek aan echtgeno(o)t(e) / wettelijk samenwonende voorzien.

Indien je iemand wenst aan te duiden die in de standaardclausule van het contract niet vermeld staat of als je van de standaardclausule wil afwijken, dan doe je er goed aan om dit aan de verzekeringsmaatschappij schriftelijk te melden. Het is aangeraden om een hoofdbegunstigde en verschillende opeenvolgende begunstigden aan te duiden aangezien de persoon die je nominatief aanduidt ook kan overlijden. Je kan immers ook verschillende begunstigden aanduiden, maar dan moet je wel het aandeel van elk vermelden.

Luxemburg het stokpaardje voor uw zwart kapitaal of toch niet?

Tot voor kort was Luxemburg bij vermogende Belgen alom bekend, maar deze situatie is ondertussen achterhaald. Er werd al een breed spectrum van financiële gegevens automatisch met de Belgische overheid uitgewisseld. In september 2017 krijgt de Belgische belastingadministratie ook nog eens zicht op de kapitalen die Belgen op 1 januari 2016 in Luxemburg aanhielden. Deze maatregel werd al een geringe tijd aangekondigd. Het Luxemburgs bankgeheim brokkelt met andere woorden volledig af.

De gegevensuitwisseling is een maatregel in de strijd tegen belastingontduiking.

De administratie krijgt dus automatisch zicht op de naam en het rekeningnummer van de Belg die klant is bij een Luxemburgse financiële instelling.
Volgende gegevens worden in principe overgemaakt naar de Belgische autoriteiten:

  • het rekeningsaldo aan het einde van het kalenderjaar;
  • het totaal brutobedrag van interesten en dividenden die gestort werden op de rekening in de loop van het kalenderjaar;
  • de totale verkoop van financiële activa;
  • de identiteit, zijn adres en zijn fiscaal identificatienummer.

De gegevensuitwisseling beperkt zich niet alleen tot deposito- of effectenrekeningen, maar ook op andere types van beleggingen, zoals aandelen in Luxemburgse SICAV’s en de populaire Luxemburgse verzekeringsproducten (tak 21 en 23).

Wie denkt dat zijn vermogen nog veilig staat in Luxemburg heeft het mis

Vlug regulariseren willen wij meegeven, maar dat komt als mosterd na de maaltijd. Als je nog wil regulariseren dan kan dit tegen een tarief van 37 procent.
Voor die 37 procent krijgt u fiscale als strafrechtelijke vrijstelling.

Binnenkort krijgt de Belgische fiscus ook informatie van Zwitserland. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.

Fout bedrag op factuur? Valsheid in geschrifte

De administratie mag een belastingverhoging van 200 % opleggen bij belastingontduiking met gebruik van valse stukken. Een fout bedrag op de factuur maakt van de factuur in principe een vals stuk. In een recent gepubliceerd arrest zijn de gevolgen niet min.

Een factuur waarin de geleverde prestaties, maar niet het geheel van de aangerekende prijs opgenomen werd, (10.000 i.p.v. 100.000 EUR) kan beschouwd worden als een vals stuk, wat een belastingverhoging van 200 % verantwoordt.

Het hof oordeelde dat het niet om een vergissing ging, maar een doelbewuste weglating van een cijfer, wat in omvang een ontdoken bedrag aan inkomsten tot gevolg heeft..

Bron: arrest van het hof van beroep te Brussel d.d. 21.06.2017, 2014/AF/58

Vergeet uw kilometervergoeding niet!

Werkgevers kunnen een forfaitaire kilometervergoeding toekennen aan werknemers die voor beroepsverplaatsingen gebruik maken van hun eigen wagen. Vanaf 1 juli is er een nieuw bedrag van toepassing. Na twee dalingen op een rij, stijgt het bedrag van de kilometervergoeding opnieuw.

Komt uw werknemer dus met zijn eigen auto naar het werk of gebruikt hij die in dienst van uw zaak, dan kunt u hem daarvoor een kilometervergoeding toekennen. Dat geldt dus ook wanneer je voor uw vennootschap beroepsmatige verplaatsingen maakt met je privé auto.

De forfaitaire kilometervergoeding is wel begrensd tot 24.000 km per jaar. In geval er meer dan 24.000 kilometers per jaar afgelegd worden, moet de reële kostprijs in rekening gebracht worden.

Het volgende bedrag is van toepassing vanaf 1 juli tot en met 30 juni 2018: 0,3460 EUR / km. Dit is een stijging in vergelijking met het bedrag dat van toepassing is voor 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017: 0,3363 EUR / km. Het bedrag per kilometer is een maximum bedrag. Er kan altijd een lager bedrag per kilometer toegepast worden. Hoger is ook mogelijk, maar de bewijslast ligt altijd bij de werkgever en de werknemer.

Een kilometervergoeding blijft interessant aangezien de werknemer of u als zaakvoerder er niet op belast wordt. De vergoeding die uitbetaalt wordt is voor de vennootschap aftrekbaar. Die vergoeding wordt opgesplitst in 30% brandstofkosten die voor 75% aftrekbaar zijn en de overige 70% is aftrekbaar naar gelang de CO²-uitstoot van de wagen.  Bij een eenmanszaak blijft de vergoeding toegekend aan de werknemers voor 75% aftrekbaar.

Bedrijfswagens met tankkaart: Belastingverhoging

Stelt u als vennootschap een bedrijfswagen ter beschikking dan wordt een extra bedrag toegevoegd aan uw verworpen uitgaven. Sinds 2012 was dit bedrag gelijk aan 17% van het voordeel alle aard. Vanaf het moment dat de vennootschap de brandstofkosten voor privégebruik voor hun rekening neemt, stijgt dat percentage naar 40%. Deze nieuwe maatregel ging op 1 januari 2017 in werking.

Van zodra u dus privé brandstofkosten betaalt voor uw personeel of uzelf, stijgt het percentage naar 40%.

Eigen bijdrage van de werknemer?

Zelfs als u geen tankkaart aan uw medewerkers geeft, betaalt u meer. Tot aanslagjaar 2017 mocht u het percentage van 17% berekenen op het voordeel van alle aard, verminderd met de eigen bijdrage van de werknemer. Sinds 1 januari 2017 moet het percentage toegepast worden op het ‘bruto’ belastbaar voordeel, dus vóór aftrek van de (eventuele) eigen bijdrage van de genieter.

Hoe bewijzen dat brandstofkosten geheel of gedeeltelijk ten laste genomen worden?

De administratie besteedt in hun recentelijk gepubliceerde FAQ heel wat aandacht aan de vraag hoe men kan bewijzen dat de vennootschap de brandstofkosten in verband met het persoonlijk gebruik van een bedrijfswagen niet geheel of gedeeltelijk ten laste neemt.

  • als de vennootschap zelf de kosten verwerpt à rato van 17% “kan er volgens de administratie op wijzen dat zij de privé brandstofkosten niet ten laste neemt”;
  • een duidelijke vermelding in de arbeidsovereenkomst of in een ‘car policy’ zou moeten volstaan om uit te maken of de vennootschap wel of niet tussenkomt in de brandstofkosten van het persoonlijk gebruik.

Bij gebrek aan een dergelijke vermelding, moet bij een gemengd gebruik (“beroep/privé”) hoe dan ook een onderscheid gemaakt worden tussen het persoonlijk gebruik van het voertuig en het beroepsgebruik. Via de regel van 3 kan uitgemaakt worden of de brandstofkosten die ten laste blijven van de vennootschap enkel te maken hebben met het beroepsgebruik.

Om dit uit te maken dienen we te weten hoeveel kilometers er verband houden met het “persoonlijk gebruik” en anderzijds met het “beroepsgebruik”.

Dit kan door:

  • het bijhouden van een rittenadministratie,
  • forfaitaire methode.

Ter vereenvoudiging aanvaardt de administratie dat het aantal kilometers “persoonlijk gebruik” forfaitair bepaald kunnen worden aan de hand van de formule die ze van de btw heeft ontleend: “afstand woon-werk x 2 x 200 (werkdagen) + 6.000 (privé-kilometers exclusief het woon-werkverkeer)”

Het aantal “beroepskilometers” kan dan eenvoudig bepaald worden door van het totaal aantal gereden kilometers het aldus berekend aantal kilometers “persoonlijk gebruik” af te trekken.

Vervolgens kijken we dan zoals reeds gezegd via de regel van drie of de brandstofkosten die de vennootschap ten laste neemt, beperkt zijn tot het beroepsgebruik of niet.

Hypothese 1: de werknemer of bedrijfsleider betaalt alle brandstofkosten zelf en vordert de kosten m.b.t. het beroepsgebruik terug van de vennootschap via bv. onkostennota’s

De vennootschap komt dan niet tussen in de brandstofkosten van het persoonlijk gebruik als het totaal van die terugvorderingen tijdens het belastbaar tijdperk niet hoger is dan: [(aantal beroepskm per jaar)/(totaal aantal km per jaar)] x totale brandstofkosten per jaar.

Hypothese 2: de werknemer of bedrijfsleider beschikt over een tankkaart

De vennootschap zal dan geacht worden niet tussen te komen in de brandstofkosten van het persoonlijk gebruik, als zij van de genieter de terugbetaling verkrijgt van een som die “ten minste gelijk is aan”: [(aantal persoonlijke km per jaar)/(totaal aantal km per jaar)] x totale brandstofkosten per jaar.

De nieuwe maatregel is uitsluitend voor werkgevers. Het voordeel van alle aard voor de werknemers stijgt dus niet. De berekening van het voordeel van een tankkaart zonder bedrijfswagen blijft ook gelijk.

Alle voormelde regels zijn ook van toepassing op hybride voertuigen die met een plug-in systeem zijn uitgerust, zowel voor de brandstofkosten als de elektriciteitskosten. Bij “andere” hybride voertuigen houdt de administratie alleen rekening met de ‘klassieke’ brandstofkosten (diesel, benzine, …).

Een verwittigd man is er twee waard: boetes geregistreerd kassasysteem

Op 1 juni werd er in het Belgisch Staatsblad een wetswijziging van 11 mei 2017 gepubliceerd. Een aantal rubrieken onder Afdeling 2, II krijgen een andere invulling.

De volgende boetes worden bij de onderstaande rubrieken opgelegd:

Rubriek A:

Het niet houden van een geregistreerd kassasysteem volgens de voorwaarden en de definitie van KB van 30 december 2009 heeft volgende gevolgen:

  • 1ste overtreding: 1.500 EUR;
  • 2de overtreding: 3.000 EUR;
  • volgende overtredingen: 5.000 EUR.

Rubriek C:

Elke niet naleving met betrekking tot het kasticket, rekening of ontvangstbewijs zal bestraft worden:

  • 1ste overtreding:
    • Louter toeval: 25 EUR met een minimum van 50 EUR en een maximum van 250 EUR
    • Overige: 50 EUR met een maximum van 500 EUR
  • 2de overtreding: 125 EUR met een maximum van 1.250 EUR
  • Volgende overtredingen: 250 EUR met een maximum van 5.000 EUR

De rubrieken B, D en E zijn onveranderd gebleven.

Een verwittigd man is er twee waard

Word ik belast op mijn ‘bijverdienste’ als particulier in de ‘deeleconomie’?

Deeleconomie of ook wel de platformeconomie gaat over het ruilen en delen van ruimtes, goederen, werktuigen, geld, kennis en diensten, tussen particulieren, via een elektronisch platform (erkend of georganiseerd door de overheid). Als u een kamer verhuurt via Airbnb, taxidiensten aanbiedt via Uber, een amateurkok bent via Flavr of maaltijden levert via Deliveroo dan behoort u tot de zogenaamde deeleconomie.

Deze inkomsten kunnen op een fiscaalgunstige wijze belast worden en vrij blijven van BTW.

80% van de omzet uit ‘deeleconomie’ komt uit de verhuur van vastgoed via platformen als Airbnb


Wat moet ik als particulier nu concreet vanaf 1 maart 2017 aangeven en hoe?

Vóór 1 juli 2016 werden de hieruit voortkomende inkomsten aan de gewone fiscale regels onderworpen. In het geval dat deze inkomsten überhaupt al werden aangegeven, kon dit leiden tot een taxatie van 33% of zelfs aan de progressieve tarieven. De regering werkte hiervoor een specifiek belastingregime voor uit om de verdiensten uit de grijze zone te halen.

Wie niet meer dan 5.100,00 euro verdient, betaalt maar 10 procent belastingen en ontsnapt aan btw- en socialezekerheidsverplichtingen. Dit regime gaat pas echter vanaf 1 maart 2017 van start. Het regime is dus nog niet van toepassing op uw bijverdiensten als particulier in 2016.

Voor uw inkomsten vanaf 1 maart 2017 kan het platform 10 procent bronheffing inhouden. Daarmee is de kous af en hebt u ook geen verplichtingen meer op het vlak van btw of sociale zekerheid.

Er gelden wel specifieke voorwaarden om tot het belastingregime toegelaten te worden:

  1. Uw bruto inkomsten mogen in het inkomstenjaar 2017 niet meer bedragen dan 5.100 EUR;

Indien u ook maar 1 euro meer verdient, dan zal het volledige inkomen en niet alleen het stuk boven de 5.100 EUR beschouwd worden als een beroepsinkomen en belast worden tegen de progressieve belastingtarieven.

2. Het regime is alleen voor diensten niet voor het leveren van goederen;
3. Enkel diensten aan particulieren, niet aan vennootschappen of eenmanszaken;
4. Zelfstandigen en bedrijfsleiders moeten handelen buiten het kader van hun beroepswerkzaamheden;
5. Het moet via een erkend platform zijn.

Niet alle platformen hebben een erkenning of zijn georganiseerd door de overheid. ListMinut, FLAVR, Conceptz, Heetch, MenuNextdoor en Branpont zijn enkele van de erkende platformen.
Airbnb heeft laten weten geen erkenning te zullen aanvragen.

Hoe moet ik het grensbedrag van 5.100 EUR berekenen?

U moet rekening houden met alle vergoedingen die u werden toegekend en alle bedragen die door of via het platform zijn ingehouden. Het omvat dus niet alleen de vergoedingen die u kreeg van het platform, maar ook inhoudingen zoals toeristenbelasting en de commissies voor het gebruik van het platform.. Vervolgens verifieert u of dat bedrag, per kalenderjaar, de drempel van 5.100 EUR niet overschrijdt.

Hoe geeft u uw inkomsten vanuit de deeleconomie in 2016 aan?

Zoals reeds gezegd gaat het effectieve regime pas van start op 1 maart 2017. Voorlopig heeft elk inkomen in 2016 nog zijn eigen belastingregime.

We kunnen in principe vier types van inkomsten onderscheiden.

  • beroepsinkomsten;
  • onroerende inkomsten;
  • roerende inkomsten;
  • diverse inkomsten.

Tot welke categorie een inkomen behoort is veelal een feitenkwestie en dient geval per geval bekeken te worden.

Aarzel niet om ons kantoor te contacteren indien wij u hierin verder kunnen assisteren.

Hoe geef ik mijn tweede verblijf in het buitenland aan?

Ieder jaar trekken heel wat Belgen tijdens de zomerperiode naar hun tweede verblijf in het buitenland. Wij krijgen hierover heel wat vragen: Weet de fiscus dat ik een tweede verblijf heb in het buitenland? Waar moet ik belastingen betalen? Wat moet ik precies aangeven..? Doordat meer en meer landen automatische gegevens uitwisselen met onze fiscus, moet u er niet op hopen dat de fiscus geen weet heeft over uw buitenlandse bezittingen. De fiscus heeft tevens aangekondigd dat ze systematische controles gaan uitvoeren naar buitenlandse bezittingen.

Het goede nieuws is dat de fiscus eindelijk wat meer duidelijkheid heeft gebracht over wat u exact moet aangeven.

Een Belgische belastingplichtige dient zijn wereldwijde inkomsten in België aan te geven en dus ook de inkomsten van een onroerend goed in het buitenland. Deze laatste worden opgenomen in vak III van uw belastingaangifte.

Ik verhuur een buitenlandse woning

Bij het verhuren van een woning in het buitenland moet u de ontvangen huur aangeven, ook wel de brutohuur genoemd. Van de brutohuur mag u de buitenlandse belastingen aftrekken die betrekking hebben op het onroerend goed. Zo krijgt u de netto huurinkomsten en deze geeft u aan in code 1130/2130. De fiscus past automatisch een kostenforfait van 40 procent toe.

Ik verhuur mijn buitenlandse woning niet

Als u uw buitenlands onroerend goed niet verhuurt, ontvangt u geen rechtstreekse inkomsten. U dient dan een fictieve brutohuur vast te stellen. Deze ‘huurwaarde’ is de gemiddelde jaarlijkse brutohuur die u, in geval van verhuring gedurende het belastbaar tijdperk, volgens de gebruiken van het land en de ligging van het onroerend goed had kunnen krijgen.
Van die inkomsten mag u de buitenlandse betaalde belastingen specifiek voor die woonst aftrekken. De fiscus brengt automatisch een kostenforfait van 40 procent in mindering.

Er is de laatste jaren heel wat onduidelijkheid geweest over hoe men de huurwaarde dient te bepalen van buitenlandse onroerende goederen die niet verhuurd worden. Er bestaan geen vaste regels om de bruto huurwaarde te berekenen, wat in de praktijk dus heel wat discussie deed ontstaan. De fiscus stelde in 2016 in hun rondzendbrief voor om als mogelijkheid het buitenlands equivalent van ons kadastraal inkomen te gebruiken. U bent echter niet verplicht om die waarde te gebruiken.

De fiscus verduidelijkt het aangeven van een onroerend goed in volgende landen:

a) Frankrijk

De brutohuurwaarde mag bepaald worden op basis van de ‘base d’imposition’. Deze staat vermeld op het Franse aanslagbiljet van de ’taxe foncière’.

De taxe foncière is een belasting berekend op basis van de kadastrale waarde van het onroerend goed, verminderd met een kostenforfait van 50 procent voor gebouwde onroerende goederen en 20 procent voor ongebouwde onroerende goederen. Deze belasting is verschuldigd door de eigenaar van het onroerend goed en kan in mindering gebracht worden van de ‘valeur locative brut’. Om de ‘valeur locative brute’ te berekenen, dient men het basisbedrag dat vermeld staat op het aanslagbiljet te vermenigvuldigen met 2 (gebouwde onroerende goederen) of 1,25 (ongebouwde onroerende goederen).

De ‘avis d’imposition taxe d’habitation’ kan dus niet in mindering worden gebracht van de ‘valeur locative brute’! Dit komt omdat deze belasting niet zozeer door de eigenaar betaald moet worden, maar door de gebruiker.

b) Spanje

De bruto huurwaarde mag bepaald worden op basis van de ‘valor catastral’. Als forfaitair geraamde bruto huurwaarde kan u 2 procent van de ‘valor catastral’ nemen. (1,1 procent als de valor catastral werd vastgesteld sinds 1994). Verder kunnen volgende belastingen nog in mindering gebracht worden:

  • impuesto sobre bienes immeubles (IBI): de gemeentelijke grondbelasting die bepaald wordt d.m.v. de kadastrale waarde van uw onroerend goed;
  • impuesto sobre la renta de los no residentes: de nationale onroerend goed belasting.

c) Nederland

De bruto huurwaarde wordt vastgesteld aan de hand van de ‘WOZ-waarde’, berekend door de gemeente. Voor het inkomstenjaar 2016 mag u de forfaitair geraamde bruto huurwaarde bepalen als 4 procent van de ‘WOZ-waarde’. Vanaf 2017 is de heffing afhankelijk van het vermogen van de belastingplichtige. De ‘onroerende zaakbelasting’ mag u van deze waarde in mindering brengen.

d) Italië

De bruto huurwaarde wordt vastgesteld aan de hand van de geherwaardeerde ‘rendita catastrale’. Dat is de met 5 procent geherwaardeerde waarde voor een gebouwd onroerend goed.  De rendita catastrale wordt verhoogd met 1/3e (of vermenigvuldigd met 4/3). De jaarlijkse lokale belasting op onroerende goederen (Imposta Municipale Unica = IMU) mag u in mindering brengen.

e) Verenigd Koninkrijk (Brexit)

Het dubbelbelastingverdrag afgesloten tussen België en het Verenigd Koninkrijk blijft in principe van toepassing. Uw onroerend goed zal dus nog steeds belastbaar zijn in het Verenigd Koninkrijk en in België vrijgesteld worden onder progressievoorbehoud.

Wij willen u wel meegeven dat indien u hiervoor leningen heeft lopen, de kans bestaat dat deze leningen niet meer in aanmerking komen voor een gewestelijke of federale belastingvermindering in uw aangifte. Eén van de vereisten is namelijk dat de leningen afgesloten moeten zijn om in de Europese Economische ruimte (EER) een woning te bouwen en/of te vernieuwen.
Het Verenigd Koninkrijk heeft namelijk de EER verlaten.

f) Andere landen

U mag in principe zelf de bruto huurwaarde inschatten. Neem hiervoor best een plaatselijke vastgoedmakelaar onder de arm of vergelijk de huurprijzen van gelijkaardige panden in de buurt.

Wij willen nogmaals benadrukken dat er gretig informatie uitgewisseld wordt tussen de verschillende buitenlandse overheden. Wij raden u daarom ook ten stelligste aan om uw aangifteverplichtingen na te komen om eventuele boetes en/of belastingverhogingen te vermijden. U kan ons altijd contacteren indien u bijstand nodig hebt over de fiscale behandeling van uw buitenlands onroerend goed.

Kan de Vlaamse fiscus uw erfenisplanning aanvallen?

De Vlaamse belastingdienst (Vlabel) is verantwoordelijk voor de belastingen die u moet betalen bij schenking of erfenis. Ze snijden sinds kort een aantal routes de pas af om zowel schenk- als erfbelasting te vermijden. Recentelijk laat Vlabel weten of ze erf- of schenkbelasting zal heffen op een bepaalde techniek van erfenisplanning. Die standpunten publiceert Vlabel in vele gevallen op haar website. Volgens vele juristen en fiscalisten gaat Vlabel dan ook haar boekje te buiten.

Het probleem zit hem in het feit dat de standpunten retroactief gelden, waardoor planningen die ervoor werden uitgewerkt, maar wie na datum van bekendmaking van het Vlabel overleed, belast wordt volgens de nieuwe richtlijnen. Door al de commotie hieromtrent kon Vlabel niet anders dan gepast reageren. De nieuwe standpunten gelden volgens Vlabel dus enkel voor nieuwe planningen en niet voor al gemaakte planningen. Wie komt te overlijden na de bekendmaking van het standpunt, maar kan aantonen dat er al een planning voor die datum werd opgemaakt wordt belast volgens de wijze voordien.

Bij het publiceren van nieuwe standpunten zal Vlabel voortaan aankondigen vanaf welke dag deze belastingwijze in werking zal treden. Zo geven ze ons als adviseur de mogelijkheid om ons voor te bereiden om een andere belastingvrije route uit te kiezen.

Wie dus al een erfenisplanning uitgewerkt heeft, hoeft niet te vrezen en dus ook niet op zoek te gaan naar een andere belastingvrije route.

 

Is de burgerlijke maatschap nog steeds het vehikel bij uitstek voor familiale successieplanning?

Een burgerlijke maatschap is een vehikel waarmee schenkers toch controle kunnen behouden over de goederen die ze er in onder brengen, zoals bijvoorbeeld de aandelen van een effectenportefeuille. U kunt het aanzien als een contract tussen u en bijvoorbeeld uw kinderen omtrent het beheer en het “lot” van het geschonken vermogen. Dit contract moet precies bepalen wat er met het geschonken vermogen zal gebeuren. Als u uw kinderen flink wat geld of effecten zou willen toestoppen, maar als u graag het medezeggenschap zou willen behouden over de geschonken goederen dan was een maatschap het vehikel bij uitstek.

Door de aandelen onder te brengen in de maatschap behoudt de schenker de controle en door het voorbehoud van vruchtgebruik behoudt hij ook de inkomsten ervan, zoals de dividenden of de intresten.

De vraag is nu hoe Vlabel aankijkt tegen de bovenstaande constructie. Vlabel heft erfbelasting op een bankgift met voorbehoud van vruchtgebruik verleden voor een Nederlandse notaris waar geen schenkbelasting op betaald werd, zelfs als deze meer dan 3 jaar voor het overlijden plaatsvond. De burgerlijke maatschap kwam dan als belastingvrije alternatief naar voren.

Vlabel liet weten dat, als er geen schenkbelasting betaald wordt, de burgerlijke maatschap onderworpen zal worden aan erfbelasting. Dit standpunt geldt vanaf 1 juni 2017.